kortverhaal

Het was een ongeluk. Achteraf zou je nog kunnen denken dat het een spontane zelfmoordpoging was toen Jeanine in volle vaart met haar kop tegen ons vensterraam botste.  De knal was te horen tot in Los Angeles. Mijn man zat midden in een Skypegesprek met zijn Amerikaanse klant. Jeanine viel tegen de grond, krabbelde vervolgens recht en staarde de volgende minuten wezenloos voor zich uit. Waarschijnlijk zag ze sterren die een buitenstaander niet kon waarnemen.

Het was de dag na de verkiezingsuitslag. Iedereen was van zijn melk dus op het eerste gezicht was er niets bijzonders aan de hand.  Jeanine haar eerste poging om weg te komen, liep opnieuw fout. Compleet de kluts kwijt welke kant ze op moest, draaide ze rondjes op zoek naar een uitweg. Het moet de reflectie in het raam geweest zijn dat haar van streek bracht; voor een tweede keer knalde ze er tegen. Ik had alle begrip voor de verwarring, waren we niet allemaal een beetje de weg kwijt?

Dit keer snelde ze zich naar de ligzetel op het terras en ging eronder liggen, in de schaduw. Een hersenschudding stelde haar intuïtie vast. ‘Ze komt er wel doorheen,’ moeten de anderen gedacht hebben terwijl ze het hele gebeuren vanop de richel gadesloegen.  ‘Ze moet op krachten komen,’ zei mijn man. Ik haalde een kommetje water dat ik op een veilige afstand van Jeanine neerzette. Mijn man griste het laatste brood uit de keuken, scheurde het in stukken en legde het naast de ligzetel neer.  Meteen stormden de toeschouwers van de eerste verdieping naar beneden. Uitgehongerde beesten waar Jeanine totaal machteloos tegen was; met lede ogen keken we naar dit tragische schouwspel. 

Ik joeg de graaiers weg. Het brood smeet ik in de vuilbak. Iedereen nam weer plaats op zijn stek, Jeanine onder de ligzetel, en wij binnen achter het raam. De anderen waren vertrokken met de noorderzon. 

Er heerste onmacht.

Vervolgens impasse, wat nu? En een confrontatie met mijn eigen altruïstische ik die niet zo grootmoedig bleek te zijn dan ik gehoopt had. Moest ik de stadsdienst bellen? De dierenambulance? Wie ging dat betalen? Of de natuur zijn gang laten gaan?

Gelukkig schoot Johnny ons ter hulp. Haar lief. Hij bezorgde haar de overschot van zijn lunch, ondersteunde Jeanine bij een nieuwe poging, maar haast en spoed is zelden goed, en Jeanine ging weer rusten. Ik ademde opgelucht, voorlopig kon ik mijn schuldgevoel aan de kant schuiven.

De volgende ochtend schuilde Jeanine nog steeds onder de ligzetel.

De dagen gingen voorbij. Op verschillende tijdstippen kwam Johnny langs als haar persoonlijke Deliveroo-boy; hij opende dan zijn bek zodat zij etensresten uit zijn strot kon pikken; en heel af en toe probeerde Jeanine het nog een keer. Tevergeefs. 

In goede en kwade dagen, moet Johnny gedacht hebben, maar ik veronderstel dat het een aangeboren daad van barmhartigheid is. Ik denk niet dat zij een instituut nodig hebben om beloftes te maken die vanzelfsprekend zijn.

Vijf dagen later. Mijn man en ik waren gevangenen in ons eigen huis, we wilden het genezingsproces niet verstoren. Het was duidelijk dat Jeanine tijd nodig had. Alleen raakte die van ons op. De vakantie stond voor de deur, het warme weer kondigde zich aan, en opnieuw drong mijn schuldgevoel zich op. Moesten we niet dringend iets ondernemen?Ondertussen had ik het internet al afgeschuimd; ik wou het mezelf niet kwalijk nemen, mocht Jeanine door onze nalatigheid het opgeven.

‘Het komt wel goed, Johnny is er.’ Mijn man had vertrouwen in zijn eigen geslachtssoort, alsof bij Johnny de verantwoordelijkheid lag om aan te tonen dat niet iedereen was zoals Tom, Dries en Donald die geen hoge pet ophadden van het andere geslacht.

Onze vlucht was heel vroeg in de ochtend. Tijdens het opstijgen kon ik niet anders dan aan Jeanine denken. We hadden haar achtergelaten met een extra kopje water en al ons vertrouwen in Johnny gelegd.

Bij temperaturen van 30°C op Lido Marina besprak ik haar begrafenis; overtuigd dat het al lang geen hersenschudding meer was, maar eerder streptokokken, en zonder antibiotica was Jeanine een vogel voor de kat.

Ik wou haar een mooi afscheid geven, gedrenkt in rozenwater of citroen; dit om de maden te verdelgen en onze patio te ontdoen van een verdorven geur, daarna stelde ik voor dat mijn man haar met de schep zou verleggen naar de binnentuin tussen het groen.

We wedden tijdens een strandwandeling voor het leven van Jeanine. Ik zie alleen de dood, hij geeft haar een kans en gelooft in de toewijding van Johnny.

Misschien hadden Jeanine en ik het allebei zo snel opgegeven omdat het patriarchaat zo uitputtend is. En die dag voelde aan alsof we na een lange bergwandeling waarvan het eindpunt in zicht was, we met een achteloze duw naar beneden donderden. In Jeanine haar geval dan letterlijk. 

Ik stelde me voor dat Jeanine het overal in de stad had horen waaien dat niet iedereen meer van belang was, en dat ze prompt verlamde toen ze aan de gevolgen dacht en zo met een smak uit de lucht neerviel. 

Bij thuiskomst was ik uitgerust, klaar om er weer in te vliegen net als Jeanine. Ze was vertrokken. 

Tijdens onze vakantie viel er meeuwenstront uit de lucht, recht op mijn man zijn nieuwe t-shirt. ‘It means you will have good luck,’ zei onze Italiaanse b&b uitbaatster in gebrekkig Engels.  Ik ben ervan overtuigd dat het een teken was dat Jeanine een geslaagde poging had ondernomen, en haar vleugels had uitgeslagen om samen met Johnny het patriarchaat te gaan onder schijten.

Het enige wat nog restte van haar verblijf was een omgevallen kommetje water en een hoop shit die opgekuist moest worden.

PS: Jeanine en Johnny zijn uiteraard fictieve namen.

self portrait Ana Mendieta

De foto bij de titel is ‘Bird Transformation (1972)’  van de Cubaanse/Amerikaanse performance kunstenares Ana Mendieta (°1948 +1985). In het Middelheimmuseum loopt er momenteel een tentoonstelling van haar. https://www.middelheimmuseum.be/nl/activiteit/ana-mendieta

Poëzie op zondag

Brenda heeft dringend een cliché nodig in haar leven.

Een huwelijk.

Dan kan ze meeheulen met de massa, zich normaal voelen voor de tijd dat het huwelijk duurt. Zoals pubers, erbij horen om wat kwesties uit de weg te gaan. 

Wie is ze? Wat en waar is de zingeving? Zal ze een pensioen hebben? Waarom heeft ze nog een bankrekening als er nooit iets op staat? Stopt ze met Facebook of niet? Waarom vindt ze dat boek niet goed en de rest van de wereld wel? Waarom is ze zot van die ene serie die niemand kent? Is ze volmaakt als vrouw zonder kinderen? Had ze niet beter kinderen gekregen met haar ex om al dat piekeren geen tijd te gunnen? Wat wil ze later worden? Of is later nu en is ze al iets geworden? Wat? Is ze labiel of stabiel? Ze heeft blauw haar, dus labiel? Of was roze beter geweest? Wanneer stoppen de vragen? Hoe stopt ze die? En is ze nog een feminist als ze getrouwd is met een rijke oude man? Kan ze nog trouwen in een post #metoo-tijdperk?

‘Ik zou een goede ondervrager zijn bij de politie? Of als examinator? Of bij de dienst financiën of de Rijksdienst voor Armoedebevordering, daar heb ik ervaring mee,’ zegt Brenda tegen de vrouw van het interimkantoor. Een frons, ’Bedoelt u arbeidsbemiddeling?’ ‘Dat kan ik ook, denk ik,’ antwoordt ze.

Brenda is een mentale zwerver. Drijft van het ene moment naar het andere, botst tegen alles en zichzelf. Iemand moet haar tegenhouden voor ze verdwaalt. 

Aan de leiband met Brenda! Dat roept ze vaak tegen zichzelf wanneer ze als loslopend wild door de nachtelijke straten beweegt.

In haar geval zou een diamanten ring wel helpen. In de etalage van BVLGARI zag ze een mooie. Als het een ring voor het leven is, dan was het een koopje.

Kortverhaal

Roepen dat je op het wc zit, is het perfecte excuus om iets niet te moeten doen. Een universeel noodzakelijk gevoel dat bij de tegenpartij, vriend of vijand, altijd op begrip kan rekenen. Een schuiloord om ongewenste klusjes en ontmoetingen uit de weg te gaan, om emotioneel te ontladen in alle stilte, om eindelijk op adem te komen. De herinneringen aan plassen zijn zo onbeduidend terwijl het van levensbelang is net zoals eten, drinken en orgasmes.

De meeste herinneringen van Cindy gaan over toiletbezoeken van de kitscherige hoteltoiletten in Italië tot het gegraven gat op zomerkamp. De voldane opluchting dat plassen teweegbrengt, is vooral de reden. De onmogelijkheid om midden in de actie te stoppen, geeft voor Cindy een zekere rust. Het is verplichte me-time waarover ze geen schuldgevoel hoeft te hebben.

Cindy was tien toen ze een bijzonder plasmoment beleefde. Tijdens een zomervakantie in Blankenberge, het was een bloedhete dag op een overbevolkt strand waar zij en haar moeder een plekje hadden gescoord tussen een doorbakken oud koppel en een blauw gestreept windscherm dat hen scheidde van een Waalse familie. Plotseling kon ze het niet langer ophouden, door het warme weer had ze liters limonade gedronken dat haar moeder in de koelbox bewaarde. Ook al liep het zweet aanhoudend uit haar poriën, druppels limonade waren gelekt naar haar blaas.

Het waren de jaren tachtig, herkenningspalen op het strand bestonden nog niet, net zoals de gsm. De tearoom die vanop het strand recht voor haar lag, was het enige oriëntatiepunt en de plek waar ze naartoe moest als ze zou verloren lopen. Cindy keek naar de afgesproken tea-room ‘Chopin’ met zijn roze uithangbord. Om tot daar te komen, moest ze zich een weg banen door een zee van badgasten die zich gedroegen als een steeds veranderend doolhof. Ze huppelde ter plekke tussen het zandkasteel en het ligbed van haar moeder met haar handen tussen haar benen alsof ze een klep nodig had om het tegen te houden. Elk half uur draaide haar moeder zich om als een kip aan het spit. Het was weer tijd om terug op haar rug te gaan liggen en in die beweging ontdekte ze de vertwijfelende blik van Cindy met een houding van hoogdringendheid.

‘Ga in de zee, het is allemaal natuur en zout ontsmet,’ stelde haar moeder voor terwijl ze haar bikinitopje weer vastmaakte en haar halsketting met de beginletter van haar naam Loretta naar achteren verplaatste.

Cindy vond het vies. Niet haar eigen plas, maar die van de andere badgasten. Blijkbaar zwom ze al dagen in een zee van menselijk afval.

‘Het is dat of hier op het strand. Graaf een kuil, plas erin, en smijt hem weer dicht.’ was een andere optie die Loretta opwierp.

‘Zoals een hond?’ fluisterde Cindy een beetje ontdaan van haar moeders voorstel.

‘Wat is er mis met een hond?’ Loretta legde vervolgens twee postzegels op haar oogleden. Eigenlijk was haar moeder te lui om met haar mee te gaan naar het toilet in tearoom ‘Chopin’. Ze waren tenslotte naar zee gekomen om uit te rusten.

Cindy ging zo diep mogelijk in de zee staan tot de tippen van haar tenen de bodem nauwelijks nog raakten. Ze was liever een vis dan een hond. Afgezonderd van de andere zwemmers spreidde ze haar benen. Er kwam niets. De golven klotste tegen haar en brachten haar uit evenwicht. Ze watertrappelde om boven te blijven. Uit het niets kwam een zeemeermin naast haar zwemmen. Ze  had prachtige rode haren die tot ver onder het wateroppervlak reikte. Haar groene staartvin schitterde door het troebele water van de Noordzee heen. Cindy was sprakeloos door haar verschijning.

‘Loslaten,’ zong ze als een mantra en hield daarbij haar beide handen tegen haar hoofd. De zeemeermin zwom rond Cindy, af en toe zwierde ze haar vin de lucht in en dook onder water zoals een walvis.

‘Loslaten,’ bleef ze zingen met haar kopstem tot Cindy gehypnotiseerd door haar aanwezigheid zich helemaal overgaf aan de zee. Ze sloot haar ogen en liet los. Het voelde als tonijn in eigen nat.

Vandaag was er een opvallende herinnering bijgekomen voor Cindy. Loretta had het toilet niet gehaald. Ze had zelfs geen aanstalten gemaakt of ernaar gehint dat ze dringend moest. In een oogopslag vol schaamte keek ze naar Cindy. Haar benen wijd gespreid alsof ze op die manier hoopte haar beige linnenbroek te sparen. Een donker spoor deinde als een aquarel uit terwijl het langs haar benen liep. Totaal ontzet volgde Cindy het kleine beekje tot aan de onderkant van de stoel waarop de ontreddering van haar moeder leunde.

‘Ze hebben daar discrete verbanden voor die je een comfortabel en beschermend gevoel zullen geven,’ zei ze. Het was beroepsmisvorming. Als copywriter had ze al over oeverloos verschillende dingen geschreven, ze had boekhouders hun websites gepimpt, in klare taal geschreven over beleggingen, speelgoed aangeprezen, en zelfs incontinentieverbanden moest ze op een leuke manier promoten zodat de klant zou overgaan tot kopen. Leuk en fun was wat de marketeer opperde. Hij was duidelijk geen bedplasser, er was weinig fun aan het in je broek doen, zeker voor de ogen van je dochter. Urineverlies had Cindy ervan gemaakt, incontinentie klonk zo dramatisch als een tsunami dat een heel continent wegspoelde. Urineverlies klonk beter als een lekkende kraan waarvan het rubberen ringetje moest vervangen worden. Nu begreep ze waarom het incontinentieverbanden werd genoemd. Een schuimige zee lag onder de keukenstoel en breidde zich nu ook aromatisch uit. Zonder woorden trok haar moeder ter plaatse haar broek uit.

‘Geef hier,’ zei Cindy. Als gescheiden door een rivier en ze hun voeten niet nat wilden maken, zo overhandigde ze elkaar de broek. Haar moeder wandelde naar de badkamer als een een cowboy die net van zijn paard was gestapt. Haar veraderde benen waren een afdruk van een leven vol zon.

Cindy plooide de broek zo op dat de natte kant naar binnen keerde alvorens ze hem op de stoel legde. Daarna zocht ze onder de spoelbak naar een vod en de allesreiniger. Ze maakte alles schoon.

Het was toen dat ze opmerkte dat de vloer niet recht lag. Eenentwintig jaar had ze er elke dag op gelopen en nog eens twintig jaar sporadisch en nooit was het haar opgevallen dat tussen de keukentafel en de ladekast vol potten en pannen zich een helling aftekende.

Een kantelmoment.

De broek stopte ze in de wasmachine op snelwas. Hoe vlugger de sporen werden gewist hoe minder lang ze erbij konden stilstaan. In de badkamer hoorde ze de douchekraan lopen. Terwijl elk bewijs zich met water wegspoelde, zocht Cindy op het internet naar antwoorden.

Waarom plast mijn moeder in haar broek? Is incontinentie een symptoom van een ernstige onderliggende ziekte? Medicatie voor urineverlies? Is bedplassen erfelijk?

Voor ze het wist, botste ze op haar eigen stukje tekst. Indirect was het een compliment op haar job, ze had goed werk geleverd met de SEO, iets om fier op te zijn, had de marketeer gezegd. Maar nu voelde ze vooral treurnis bij het zien van de webpagina alsof er een slecht ziekenhuisrapport was binnengekomen.

‘Je weet pas hoe koud je het hebt wanneer je een warme douche neemt,’ zei haar moeder voldaan toen ze weer de keuken binnenkwam. Gekleed in een nieuwe linnen broek haalde ze een pan uit de ladekast.

‘Dadelijk komt papa met de balletjes. Het is woensdag,’ zei ze vrolijk. Elke woensdag stonden frietjes op het menu, dat was al zo sinds Cindy haar kindertijd. Woensdag omdat de week halfweg was en dat werd gevierd met frieten en balletjes in tomatensaus. Alleen rolde haar moeder niet meer de balletjes zelf, maar kochten ze die bij de slager, was het geen zelfgemaakte tomatensaus van de tomaten uit de tuin, maar uit een bokaal.

Cindy moest met haar vader praten over het voorval.

Aan tafel negeerde hij elke intentie van haar kant. Zijn kop in het zand steken, behoorde tot zijn specialiteit. Ooit kreeg hij een struisvogel cadeau van zijn werknemers. Een jaar later ging zijn bedrijf failliet.

Aan tafel heerste stilte. Haar ouders zwegen omdat het spreken van haar moeder een pijnlijke herinnering was aan wat ze steeds opnieuw vergat. Zwijgend aten ze hun borden leeg, alsof er niets veranderd was de afgelopen jaren.

‘Kan ik iets doen?’ vroeg Cindy bij het afruimen.
‘Blijf maar zitten kind,’ zei haar vader. Al heel hun leven deden haar ouders samen de afwas. Hij waste af, zij droogde af. Haar ouders waren een tandem, wanneer de ene te moe was, trapte de andere verder.

‘Vooruit met de geit,’ riepen ze dikwijls. Cindy keek naar het tafereel.

De herhaaldelijke pieptoon van de wasmachine doorboorde de vredige stilte. Het wasprogramma was afgelopen. Haar vader reageerde niet, zijn gehoor doofde uit. Haar moeder droogde verder het bord af waarmee ze was begonnen, onverstoorbaar, alsof er niets aan de hand was. Cindy probeerde hetzelfde als haar ouders. Maar bij elke piep dacht ze terug aan deze namiddag. Ze wilde niet steeds opnieuw herinnerd worden dat alles veranderd was. Ze stond op, liep naar de garage en zette de machine uit.

Een heel kort verhaal #Huwelijksverjaardag

HUWELIJKSVERJAARDAG

Een jongere, frisse vis heeft zich in de vijver geworpen.

‘Er is geen reden tot jaloezie,’ zegt hij bij de aankondiging dat hij een nieuwe collega heeft. Dat ben ik ook niet.

Ik heb gekookt. Goudbrasem met garnalen. Hij schenkt de wijn uit, een Vignoble Réveille White Spirit 2017.

‘Ze is mijn type niet,’ zegt hij en heft vervolgens zijn glas om een toost uit te brengen op onze huwelijksverjaardag.

Nu was ik het wel. Jaloers.

Ik was zijn type ook niet toen we elkaar voor de eerste kusten.

We drinken van onze glazen.

‘Ik las op Wikipedia dat een goudbrasem maximaal elf jaar oud kan worden,’ zeg ik. Ik was dit banale gegeven tegengekomen bij het zoeken naar een recept.

‘Dat is lang.’

‘Ja,’ zeg ik. ‘Zou deze elf jaar oud zijn?’

Hij neemt een hap en smakt een paar keer. ‘Hij proeft jong.’

We toosten opnieuw.

‘Op nog eens elf jaar,’ zegt hij met een brede lach. Ik zie hoe de gekauwde vis uiteengereten ligt in zijn mond, enkel een garnaal heeft het schransen overleefd. Nog voor ik iets kan zeggen, spoelt hij alles door met een slok wijn.

Ik glimlach.

Ik moet op zoek naar een andere vijver.

Kortverhaal

HALVERWEGE

 

‘Zoals de beyhive van Beyoncé, de monsters van Lady Gaga of de beliebers van Justin in hysterie uitbarsten bij het zien van hun grote idool, zo barsten wij in tranen uit bij het afscheid van het onze.’

Met een lange druk op de deleteknop laat ik elk woord van achteren naar voren verdwijnen tot het gevreesde witte blad.  Ze houdt niet van Béyonce. En het is een leugen. Sonja is niet ons idool, wij zijn helemaal niet kapot van verdriet, integendeel. Op onze gesloten Facebookgroep The Slaves of Sonja drukt iedereen zijn vreugde uit in kattenfilmpjes of memes over het nakende einde van een oude dictatuur.

Sonja is onze baas en morgen nemen we afscheid van haar. Ze gaat met vervroegd pensioen nu het nog kan. Twintig jaar lang heeft ze gezeteld op dezelfde bureaustoel. De afgesleten grijze plek op het zitvlak toont haar onwrikbaarheid, even stug als een Elnett haarspray kapsel.

‘Oud nieuws,’ herhaalde ze steeds vaker tijdens redactievergaderingen waarmee ze elk voorstel voor een artikel dat ze niet begreep afwees. Meestal betrof dit de toekomst.

‘Ze is oubollig.’ ‘Gedateerd.’ ‘Ze ruikt zelfs belegen.’ Stond er daarna in de Facebookgroep te lezen. Sonja is niet populair bij mijn jongere collega’s, en dat is zo wat iedereen.

Als gevolg van Sonja’s beleid steeg bij elk jaarverslag de leeftijd van ons lezerspubliek. De vergrijzing komt voor ons blad als geroepen. Gelijklopend groeide de verontwaardiging bij mijn collega’s die ijverde voor een nieuwe wind.

Er is mij gevraagd om een speech te houden tijdens de afscheidsdrink. Ik neem het roer over waarvan de aandeelhouders verwachten dat ik dezelfde koers blijf varen omwille van de oprukkende vergrijzing.

Vandaag leverde ze reeds mijn nieuwe bureaustoel, een ergonomisch model, tenslotte moet ik de arbeidsmarkt nog vijfentwintig jaar dienen.

Overmorgen begin ik aan een topjob waarmee ik kan uitpakken. Ik heb iets bereikt in mijn vakgebied. Het betekent ook dat hoger klimmen niet meer mogelijk is, vanaf nu kan ik enkel naar beneden donderen of een sluipweg nemen en anoniem verdwalen in de massa.

Morgen drinkt enkel Sonja op een afscheid, mijn collega’s toosten op de toekomst.

Ik weet nog niet waarop ik drink. Ik ben éénenveertig. Halverwege. Ik bengel tussen het verleden en de toekomst.

Ik weet wél wat ik zal drinken. Gin zonder tonic, mijn vloeibare lunch.

Volgens mijn dokter kom ik binnen tien jaar in een verschrikkelijk menopauze terecht als ik niets doe aan mijn eet -en drinkgewoontes. Volgens haar moet ik dringend koolhydraatarm, proteïnerijk en gezonde vetten gaan eten. 

Het is de schuld van de gezondheidshype, de overdosis kookboeken, de strong-is-the-new-skinny-shit hashtags die me veelvuldig drijven tot een portie old skool frieten. Voor de komst van de hashtags was ik perfect gezond, had ik zelfs een fitnessabonnement dat ik werkelijk gebruikte.

Overdetoxificatie is het nieuwe ideaal, tot elke puist nog avocadopus voortbrengt, zwarte puntjes op de neus zich omvormen tot Chiazaadjes, zweet naar zeewier ruikt, je alleen nog een arsenaal noten kunt kakken, vers cocoswater plast en de zin voor rock’n roll, humor, en alcohol uitgewrongen op de yogamat achterblijft. Het klassieke geloof heeft plaatsgemaakt voor “motivational coaches” met luchtdiploma’s die gebaseerd zijn op een goede dosis zelfvertrouwen en geld. Want het zijn de welgestelde, de overgewaardeerde bloggers die leven bij gratie van hun volgers die zich hier op toeleggen. Ik ken geen enkele overlever, werkloze, in armoede geboren jonge vrouw, die zich elke dag met plezier in een legging hijst omdat het gezond is, want organisch eten, bio, superfood en yoga kosten geld. Althans ze hebben mijn gezondheid om zeep geholpen. Het enige wat ik nog wil is drinken, me laten tatoeëren en een Mohawk knippen.

‘Go and get a life!’ roep ik vaak in gedachte als zo’n millenial op kantoor weer een voorstel heeft met avocado’s of met een wortel-gember-selder-appel-bessensap binnenstapt.

The Slaves of Sonja zullen snel een nieuwe groep oprichten als ik niet voldoe aan hun nieuwe idealen. Ze ijveren voor meer flexibiliteit, nieuwe uitdagingen, fun, fun, fun en een gezonde balans tussen werk en privé.

‘Misschien kunnen we de koffieruimte inkleden met vintagespullen?’

Opperde een Slave in de groep. Tien hartjes en drie duimpjes kreeg het voorstel, we zijn met vijftien Slaves. 

Een ander voorstel was het invoeren van Motivational Monday, gevolgd door Healthy Tuesday, Workout Wednesday, Thankful Thursday en Cocktail Friday. Alles in het Engels. Globalisering is key.

Deadline. Het enige Engelse woord dat Sonja dagelijks in de mond nam.

‘Sonja, vandaag is jouw laatste deadline aangebroken, jouw verhalen zijn geschreven. Het laatste punt is geredigeerd.’

Typ ik als nieuwe openingszin. Schrijven is schrappen. Ze is nog niet dood.

Met mijn laptop verhuis ik naar de andere plek in mijn huis waar de muze soms durft te verschijnen. Het toilet. Door het lozen van mijn afvalstoffen hoop ik ruimte te creëren voor nieuwe ideeën. Tijdens het plassen ontdek ik het lege wc-rolletje aan de houder.

Ik staar even wezenloos naar het rolletje als dat het erbij hangt. Ontrokken van al zijn waarde. De betekenis van zijn leven vernietigd, gedaan, over en uit. Dit rolletje heeft de brute pech om in een kinderloos gezin terechtgekomen te zijn waar er geen kans is op een tweede leven als geschilderde pennenhouder of een misleidende verrekijker.

Ik vermoed dat mijn man dit ene velletje achterliet als een vergiffenis voor zijn gulzigheid, niet door zijn grote boodschap, maar de vraatzucht binnen onze relatie. Met een diepe zucht smijt ik het rolletje in het vuilbakje dat een armbeweging verwijderd is en hang een nieuwe rol klaar. Ook dit zal nooit veranderen na tien jaar huwelijk.

Halverwege of een midlife crisis in het Engels.

Beyoncé zal ik nooit evenaren, daarvoor is het te laat, maar ik leef op hoop, want ook Sharon Stone werd opgerakeld na haar vijftigste om een veertigarige ploetermoeder te vertolken.

Soms voel ik me een millenial in het lijf van een veertiger. Het is me niet duidelijk tot welke generatie ik behoor. Google, mijn beste vriend bij alle problemen, geeft me verwarrende suggesties. Voor de ene website behoor ik nog tot generatie x of de verloren generatie, voor de andere ben ik een vroege millenial of generatie y en dan is er nog een socioloog die beweert dat ik deel uitmaak van de patatgeneratie, gekenmerkt door zijn passiviteit. Ik voel me eerder een verloren millenial met een x en y chromosoom in een impasse.

Ik probeer wat woorden neer te schrijven, maar ze staan ver af van een lovende afscheidsrede.

Mijn blik dwaalt af naar het lege wc-rolletje in het vuilbakje.

Plots schiet het me te binnen wat ik moet neerschrijven, het gaat helemaal niet om Sonja of de nieuwe dynamiek in de koffieruimte. De tweede helft van mijn leven heeft een update nodig, en niet met vintagespullen.

Op het gevreesde witte blad typ ik de brief die ik al langer had moeten schrijven. Mijn ontslagbrief. Ik druk op verzenden.

In het kleine wasbakje van ons toilet dat bedolven is met kranten en magazines liggen een handvol pennen die meestal dienen om de gedwongen tijd door te brengen met het oplossen van kruiswoordraadsels. Ik pak een pen en vervolgens haal ik het lege wc-rolletje uit het vuilbakje om het karton te ontvouwen tot schrijfpapier. Ik heb nog meer afscheidswoorden klaar.

Ik ben sigaretten kopen.

Schrijf ik neer.

Ik rook helemaal niet.

Daarna leg ik het aan zijn kant van de keukentafel.