Brenda heeft dringend een cliché nodig in haar leven.
Een huwelijk.
Dan kan ze meeheulen met de massa, zich normaal voelen voor de tijd dat het huwelijk duurt. Zoals pubers, erbij horen om wat kwesties uit de weg te gaan.
Wie is ze? Wat en waar is de zingeving? Zal ze een pensioen hebben? Waarom heeft ze nog een bankrekening als er nooit iets op staat? Stopt ze met Facebook of niet? Waarom vindt ze dat boek niet goed en de rest van de wereld wel? Waarom is ze zot van die ene serie die niemand kent? Is ze volmaakt als vrouw zonder kinderen? Had ze niet beter kinderen gekregen met haar ex om al dat piekeren geen tijd te gunnen? Wat wil ze later worden? Of is later nu en is ze al iets geworden? Wat? Is ze labiel of stabiel? Ze heeft blauw haar, dus labiel? Of was roze beter geweest? Wanneer stoppen de vragen? Hoe stopt ze die? En is ze nog een feminist als ze getrouwd is met een rijke oude man? Kan ze nog trouwen in een post #metoo-tijdperk?
‘Ik zou een goede ondervrager zijn bij de politie? Of als examinator? Of bij de dienst financiën of de Rijksdienst voor Armoedebevordering, daar heb ik ervaring mee,’ zegt Brenda tegen de vrouw van het interimkantoor. Een frons, ’Bedoelt u arbeidsbemiddeling?’ ‘Dat kan ik ook, denk ik,’ antwoordt ze.
Brenda is een mentale zwerver. Drijft van het ene moment naar het andere, botst tegen alles en zichzelf. Iemand moet haar tegenhouden voor ze verdwaalt.
Aan de leiband met Brenda! Dat roept ze vaak tegen zichzelf wanneer ze als loslopend wild door de nachtelijke straten beweegt.
In haar geval zou een diamanten ring wel helpen. In de etalage van BVLGARI zag ze een mooie. Als het een ring voor het leven is, dan was het een koopje.
Mijn ouders komen op bezoek, binnen een uur zijn ze hier. De stofzuiger en allesreiniger staan al klaar. Ongebruikt.
Ik lig in bed, al dagen. Nog drie minuten neem ik me voor. Maar ik blijf hangen bij het plafond van mijn slaapkamer. Het is gebroken wit. Gebroken door het opeengestapelde stof. Verwaarloosd door mijn aversie voor schoonmaken of misschien komen mijn ouders te weinig op bezoek. Ooit was het echt wit zoals verse melk of verse sneeuw, wit zoals een gebleekt vel kopieerpapier.
Onbeschreven.
Ik voel met mijn plafond.
Ook ik ben recent aan de kant geschoven, genegeerd door vele werkgevers, de liefde en zelfs mijn kat ligt liever op de radiator dan op mijn schoot. En nu heb ik me al dagen niet gewassen.
Stof moet zich ergens vergaren, denk ik. Stof verdwijnt niet zomaar in plumeaus en stofdoeken. Het landt ergens. Altijd.
Waar iemand het van zich afklopt, zal het dwarrelen over een ander.
Roepen dat je op het wc zit, is het perfecte excuus om iets niet te moeten doen. Een universeel noodzakelijk gevoel dat bij de tegenpartij, vriend of vijand, altijd op begrip kan rekenen. Een schuiloord om ongewenste klusjes en ontmoetingen uit de weg te gaan, om emotioneel te ontladen in alle stilte, om eindelijk op adem te komen. De herinneringen aan plassen zijn zo onbeduidend terwijl het van levensbelang is net zoals eten, drinken en orgasmes.
De meeste herinneringen van Cindy gaan over toiletbezoeken
van de kitscherige hoteltoiletten in Italië tot het gegraven gat op zomerkamp.
De voldane opluchting dat plassen teweegbrengt, is vooral de reden. De
onmogelijkheid om midden in de actie te stoppen, geeft voor Cindy een zekere
rust. Het is verplichte me-time waarover ze geen schuldgevoel hoeft te hebben.
Cindy was tien toen ze een bijzonder plasmoment beleefde. Tijdens een zomervakantie in Blankenberge, het was een bloedhete dag op een overbevolkt strand waar zij en haar moeder een plekje hadden gescoord tussen een doorbakken oud koppel en een blauw gestreept windscherm dat hen scheidde van een Waalse familie. Plotseling kon ze het niet langer ophouden, door het warme weer had ze liters limonade gedronken dat haar moeder in de koelbox bewaarde. Ook al liep het zweet aanhoudend uit haar poriën, druppels limonade waren gelekt naar haar blaas.
Het waren de jaren tachtig, herkenningspalen op het strand bestonden nog niet, net zoals de gsm. De tearoom die vanop het strand recht voor haar lag, was het enige oriëntatiepunt en de plek waar ze naartoe moest als ze zou verloren lopen. Cindy keek naar de afgesproken tea-room ‘Chopin’ met zijn roze uithangbord. Om tot daar te komen, moest ze zich een weg banen door een zee van badgasten die zich gedroegen als een steeds veranderend doolhof. Ze huppelde ter plekke tussen het zandkasteel en het ligbed van haar moeder met haar handen tussen haar benen alsof ze een klep nodig had om het tegen te houden. Elk half uur draaide haar moeder zich om als een kip aan het spit. Het was weer tijd om terug op haar rug te gaan liggen en in die beweging ontdekte ze de vertwijfelende blik van Cindy met een houding van hoogdringendheid.
‘Ga in de zee, het is allemaal natuur en zout ontsmet,’ stelde haar moeder voor terwijl ze haar bikinitopje weer vastmaakte en haar halsketting met de beginletter van haar naam Loretta naar achteren verplaatste.
Cindy vond het vies. Niet haar eigen plas, maar die van de andere badgasten. Blijkbaar zwom ze al dagen in een zee van menselijk afval.
‘Het is dat of hier op het strand. Graaf een kuil, plas
erin, en smijt hem weer dicht.’ was een andere optie die Loretta opwierp.
‘Zoals een hond?’ fluisterde Cindy een beetje ontdaan van
haar moeders voorstel.
‘Wat is er mis met een hond?’ Loretta legde vervolgens twee postzegels op haar oogleden. Eigenlijk was haar moeder te lui om met haar mee te gaan naar het toilet in tearoom ‘Chopin’. Ze waren tenslotte naar zee gekomen om uit te rusten.
Cindy ging zo diep mogelijk in de zee staan tot de tippen
van haar tenen de bodem nauwelijks nog raakten. Ze was liever een vis dan een
hond. Afgezonderd van de andere zwemmers spreidde ze haar benen. Er kwam niets.
De golven klotste tegen haar en brachten haar uit evenwicht. Ze watertrappelde
om boven te blijven. Uit het niets kwam een zeemeermin naast haar zwemmen.
Ze had prachtige rode haren die tot ver
onder het wateroppervlak reikte. Haar groene staartvin schitterde door het
troebele water van de Noordzee heen. Cindy was sprakeloos door haar
verschijning.
‘Loslaten,’ zong ze als een mantra en hield daarbij haar
beide handen tegen haar hoofd. De zeemeermin zwom rond Cindy, af en toe zwierde
ze haar vin de lucht in en dook onder water zoals een walvis.
‘Loslaten,’ bleef ze zingen met haar kopstem tot Cindy gehypnotiseerd
door haar aanwezigheid zich helemaal overgaf aan de zee. Ze sloot haar ogen en
liet los. Het voelde als tonijn in eigen nat.
Vandaag was er een opvallende herinnering bijgekomen voor Cindy. Loretta had het toilet niet gehaald. Ze had zelfs geen aanstalten gemaakt of ernaar gehint dat ze dringend moest. In een oogopslag vol schaamte keek ze naar Cindy. Haar benen wijd gespreid alsof ze op die manier hoopte haar beige linnenbroek te sparen. Een donker spoor deinde als een aquarel uit terwijl het langs haar benen liep. Totaal ontzet volgde Cindy het kleine beekje tot aan de
onderkant van de stoel waarop de ontreddering van haar moeder leunde.
‘Ze hebben daar discrete verbanden voor die je een comfortabel en beschermend gevoel zullen geven,’ zei ze. Het was beroepsmisvorming. Als copywriter had ze al over oeverloos verschillende dingen geschreven, ze had boekhouders hun websites gepimpt, in klare taal geschreven over beleggingen, speelgoed aangeprezen, en zelfs incontinentieverbanden moest ze op een leuke manier promoten zodat de klant zou overgaan tot kopen. Leuk en fun was wat de marketeer opperde. Hij was duidelijk geen bedplasser, er was weinig fun aan het in je broek doen, zeker voor de ogen van je dochter. Urineverlies had Cindy ervan gemaakt, incontinentie klonk zo dramatisch als een tsunami dat een heel continent wegspoelde. Urineverlies klonk beter als een lekkende kraan waarvan het rubberen ringetje moest vervangen worden. Nu begreep ze waarom het incontinentieverbanden werd genoemd. Een schuimige zee lag onder de keukenstoel en breidde zich nu ook aromatisch uit. Zonder woorden trok haar moeder ter plaatse haar broek uit.
‘Geef hier,’ zei Cindy. Als gescheiden door een rivier en ze hun voeten niet nat wilden maken, zo overhandigde ze elkaar de broek. Haar moeder wandelde naar de badkamer als een een cowboy die net van zijn paard was gestapt. Haar veraderde benen waren een afdruk van een leven vol zon.
Cindy plooide de broek zo op dat de natte kant naar binnen
keerde alvorens ze hem op de stoel legde. Daarna zocht ze onder de spoelbak
naar een vod en de allesreiniger. Ze maakte alles schoon.
Het was toen dat ze opmerkte dat de vloer niet recht lag.
Eenentwintig jaar had ze er elke dag op gelopen en nog eens twintig jaar
sporadisch en nooit was het haar opgevallen dat tussen de keukentafel en de
ladekast vol potten en pannen zich een helling aftekende.
Een kantelmoment.
De broek stopte ze in de wasmachine op snelwas. Hoe vlugger de sporen werden gewist hoe minder lang ze erbij konden stilstaan. In de badkamer hoorde ze de douchekraan lopen. Terwijl elk bewijs zich met water wegspoelde, zocht Cindy op het internet naar antwoorden.
Waarom plast mijn moeder in haar broek?Is incontinentie een symptoom van
een ernstige onderliggende ziekte?Medicatie voor urineverlies? Is
bedplassen erfelijk?
Voor ze het wist, botste ze op haar eigen stukje tekst.
Indirect was het een compliment op haar job, ze had goed werk geleverd met de
SEO, iets om fier op te zijn, had de marketeer gezegd. Maar nu voelde ze vooral treurnis bij het zien van de
webpagina alsof er een slecht ziekenhuisrapport was binnengekomen.
‘Je weet pas hoe koud je het hebt wanneer je een warme
douche neemt,’ zei haar moeder voldaan toen ze weer de keuken binnenkwam.
Gekleed in een nieuwe linnen broek haalde ze een pan uit de ladekast.
‘Dadelijk komt papa met de balletjes. Het is woensdag,’ zei
ze vrolijk. Elke woensdag stonden frietjes op het menu, dat was al zo
sinds Cindy haar kindertijd. Woensdag omdat de week halfweg was en dat werd
gevierd met frieten en balletjes in tomatensaus. Alleen rolde haar moeder niet meer de balletjes zelf, maar
kochten ze die bij de slager, was het geen zelfgemaakte tomatensaus van de
tomaten uit de tuin, maar uit een bokaal.
Cindy moest met haar vader praten over het voorval.
Aan tafel negeerde hij elke intentie van haar kant. Zijn
kop in het zand steken, behoorde tot zijn specialiteit. Ooit kreeg hij een
struisvogel cadeau van zijn werknemers. Een jaar later ging zijn bedrijf
failliet.
Aan tafel heerste stilte. Haar ouders zwegen omdat het spreken van haar moeder een pijnlijke herinnering was aan wat ze steeds opnieuw vergat. Zwijgend aten ze hun borden leeg, alsof er niets veranderd was de afgelopen jaren.
‘Kan ik iets doen?’ vroeg Cindy bij het afruimen.
‘Blijf maar zitten kind,’ zei haar
vader. Al heel hun leven deden haar ouders samen de afwas. Hij waste af, zij
droogde af. Haar ouders waren een tandem, wanneer de ene te moe was, trapte de
andere verder.
‘Vooruit met de geit,’ riepen ze dikwijls. Cindy keek naar het tafereel.
De herhaaldelijke pieptoon van de wasmachine doorboorde de
vredige stilte. Het wasprogramma was afgelopen. Haar vader reageerde niet, zijn
gehoor doofde uit. Haar moeder droogde verder het bord af waarmee ze was
begonnen, onverstoorbaar, alsof er niets aan de hand was. Cindy probeerde hetzelfde als haar ouders. Maar bij elke
piep dacht ze terug aan deze namiddag. Ze wilde niet steeds opnieuw herinnerd
worden dat alles veranderd was. Ze stond op, liep naar de garage en zette de machine uit.